Als kind dat is opgegroeid tijdens de crisis van 2008, heb ik leren bezuinigen. De CV uit, dikke trui aan, de douchekraan op een kwart, geen roomboter meer op brood. Dit zijn dingen die ik zelf verzon, want mijn ouders hebben me altijd in alles proberen te voorzien, ook als dat betekende dat er aan het einde van de maand geen geld meer over was. Dit bestaan heeft mij getekend. Ik ben zuinig, een gierigaard wellicht. Ik geef niet zomaar geld uit aan alles dat “toegevoegde” waarde heeft; soms is het basisproduct, zoals een pak yoghurt en havermout, ook al prima. Ik vraag er niet om dat de leverancier dit combineert tot één pak en daar het dubbele voor vraagt.
In de consumptiemaatschappij waar we nu, na de crisis, sterker als ooit te voren zijn uitgekomen, draait alles om het uitgeven van geld. Maar je gezond verstand heeft nog altijd de overhand. Denk er aan dat die ene maaltijd in een Grieks restaurant net zo lekker kon smaken als je thuis met vrienden en familie stond te koken. Die band, ontdekte ik, geeft meer vrijheid dan geld. Maar juist doordat we continue geld uitgeven, moeten we harder werken en hebben we minder tijd voor die vrienden en familie. Onze consumptiemaatschappij maakt van ons een slaaf van onze eigen portemonnee.